banner_natury.nl

We hebben op Internet gezocht naar gevallen waarop de relevante bepalingen in de Oostenrijkse politiewet zijn toegepast.

Onder de resultaten waren echter, op één geval na van een jongeman die naakt door de bebouwde kom van de stad Steyr wandelde, geen gevallen te vinden waarin het om naaktwandelen ging.

Bij geen enkele van de genoemde bronnen wordt aangegeven, op welke wettelijke grondslag e.e.a. is gebaseerd of dat het slechts om een persoonlijke inschatting van de auteur gaat.

In Oostenrijk is de regelgeving met betrekking tot de openbare orde geregeld in twee aparte politiewetten:

  • in het ‚Sicherheitspolizei-Gesetz‘ (wet op de veiligheidspolitie), waarin de openbare veiligheid wordt geregeld, en
  • in de ‚Landes-Polizeigesetze‘ (politiewetten van de afzonderlijke deelstaten), waarbij het om de openbare orde gaat.

In de Oostenrijkse wet op de veiligheidspolitie zijn de volgende begrippen relevant :

  • verstoring van de openbare orde,
  • plegen van schennis van de goede zeden,
  • inbreuk op het publieke fatsoen, en
  • veroorzaken van ernstige overlast.

Opmerkelijk is dat deze begrippen in de wet vaak gecombineerd worden genoemd, zodat het dus een voorwaarde is dat aan beide begrippen is voldaan, wil het desbetreffende wetsartikel toegepast kunnen worden:

Artikel 81 van de Wet op de veiligheidspolitie: Wie door een gedrag dat geschikt is om de goede zeden te schenden, de openbare orde verstoort, […]

Om te kunnen toetsen in hoeverre naaktwandelingen of soortgelijke naaktiviteiten met deze begrippen in verband gebracht kunnen worden, zullen we, definities en enkele gevallen uit de praktijk van de Oostenrijkse justitie, voor zover deze beschikbaar zijn, gaan bekijken.

Wet op de veiligheidspolitie (‚Sicherheitspolizei-Gesetz‘)

Samenvatting

Van een ‚schending van de fatsoensnormen‘ is al sprake bij een bagatel.

Het is moeilijk te zeggen of ook naaktwandelen onder deze categorie valt.

In de Oostenrijkse wet op de veiligheidspolitie zijn dan ook de volgende begrippen relevant:

  • verstoring van de openbare orde, en
  • schending van de goede zeden.

Daarbij staan in het bewuste wetsartikel deze beide begrippen nauw met elkaar in verband en kunnen dus niet los van elkaar worden gezien.

Details

In de Oostenrijkse wet op de veiligheidspolitie (‚Sicherheits-Polizeigesetz‘) zijn straffen vastgelegd voor het schenden van de goede zeden, waardoor de ‚openbare orde wordt verstoord‘:

Strafbepalingen

Verstoren van de openbare orde

Artikel 81.

(1) Wie door een gedrag dat geschikt is om de goede zeden te schenden, de openbare orde verstoort, begaat een administratieve overtreding en dient met een geldboete van ten hoogste 500 euro te worden gestraft, tenzij het bewuste gedrag gerechtvaardigd is, in het bijzonder indien hierbij aanspraak wordt gemaakt op een grondwettelijk gegarandeerd recht. In plaats van een geldboete kan, indien sprake is van bezwarende omstandigheden, een vrijheidsstraf van ten hoogste één week, in geval van herhaling ten hoogste twee weken worden opgelegd.

(2) Van aanhouding van een persoon die bij een verstoring van de openbare orde op heterdaad is betrapt en ondanks hiertoe gesommeerd te zijn, de strafbare handeling voortzet of een poging tot voortzetting onderneemt (art. 35 3e regel van de Oostenrijkse wet inzake administratieve sancties), dient door de organen van de openbare veiligheidsdienst te worden afgezien indien de voortzetting of herhaling van de verstoring door toepassing van een mildere maatregel (lid 3) kan worden voorkomen.

(3) Als mildere maatregelen komen onder meer de volgende maatregelen van rechtstreeks bevelend of dwingend gezag in aanmerking:
1. bevel aan de verstoorder tot het verlaten van het openbare terrein;
2. in beslag nemen van goederendie nodig zijn om de verstoring te kunnen herhalen.

(4) In beslag genomen goederen dienen op verzoek te worden overhandigd:
1. aan de op heterdaad betrapte persoon, zodra de verstoring niet meer kan worden herhaald, of
2. aan een ander die zijn eigendom dan wel rechtmatige bezit van de in beslag genomen goederen aantoont, voor zover de garantie is gegeven dat met deze zaken de verstoring niet herhaald wordt.

(5) Zolang de goederen nog niet aan de veiligheidsdienst zijn overgedragen, kan de op heterdaad betrapte persoon aan de voor de openbare veiligheid verantwoordelijke, het goed in bewaring hebbende organen een verzoek in de zin van lid 4 richten.

(6) Indien een verzoek in de zin van lid 4 niet binnen zes maanden wordt ingediend of indien de aantoonbaar hiertoe gesommeerde gerechtigde persoon de goederen niet binnen deze termijn (lid. 4 1e of 2e regel) bij de overheidsdienst afhaalt, worden deze als verbeurd beschouwd. Voor het overige geldt artikel 43 2e lid in overeenkomstige zin.

Bron: „Bundesrecht konsolidiert: Gesamte Rechtsvorschrift für Sicherheitspolizeigesetz

Politiewetten van de afzonderlijke deelstaten

Samenvatting

Hier kent de Oostenrijkse wet de volgende begrippen:

  1. het publieke fatsoen (Öffentlicher Anstand), dat gekwetst wordt doordat inbreuk wordt geplaagd op de algemeen erkende principes van gepastheid in het openbaar
  2. ongepast storende geluidsoverlast (ungebührlicher öffentlicher Lärm) (zie de samenvatting onder 5. ‚Unzumutbare Belkästigung‘)
  3. aanzetten tot een ongewenste handeling van seksuele aard of het dulden daarvan (zie de samenvatting onder 5. ‚Unzumutbare Belkästigung‘)
  4. onaanvaardbare hinder bij de toegang of het gebruik van openbare instellingen of installaties (zie de samenvatting onder 5. ‚Unzumutbare Belkästigung‘)
  5. unzumutbare Belästigung (ernstige overlast)

Voor wat betreft naaktwandelingen moet hier speciaal het 1e punt worden onderzocht, temeer daar hierbij aan de ‚algemeen erkende principes van gepastheid‘ wordt gerefereerd, die zeer zeker ook in Oostenrijk aan de veranderingen in de tijdgeest onderhevig zijn.

Voorbeeld: Politiewet van Tirol

Naleven van het publieke fatsoen

Art. 11 Verbod

(1) Het is verboden, het publiek fatsoen te kwetsen.

(2) Als kwetsen van het publiek fatsoen geldt ieder gedrag dat een ernstige inbreuk op de in het openbaar te volgen algemeen erkende principes van de gepastheid vormt.

Artikel 12 Politiële maatregelen

De instanties kunnen, teneinde een inbreuk op het publieke fatsoen te beëindigen,
a) personen die inbreuk plegen op het openbare fatsoen, bevelen een openbaar terrein te verlaten;
b) goederen afnemen of in beslag nemen.

Artikel 13 Strafbepaling

Wie inbreuk pleegt op het publieke fatsoen, begaat een administratieve overtreding en dient met een geldboete van ten hoogste 360 euro te worden gestraft.

Bron: „Landesrecht konsolidiert Tirol: Gesamte Rechtsvorschrift für Landes-Polizeigesetz

Voorbeeld: Politiewet van Wenen

Artikel 1 van de Veiligheidswet van de deelstaat Wenen: Inbreuk op het fatsoen en veroorzaken van geluidsoverlast [de: WLSG - Wiener Landes-Sicherheitsgesetz – WLSG], stand: 1 augustus 2017

(1) Wie
1. inbreuk pleegt op het publieke fatsoen,
2. ongepaste storende geluidsoverlast veroorzaakt, of
3. een ander op een openbaar terrein sommeert tot een door deze andere persoon ongewenste handeling van seksuele aard of het dulden daarvan,
begaat een administratieve overtreding en dient met een geldboete van ten hoogste 700 euro of, ingeval de opgelegde geldboete niet kan worden opgebracht, met een vervangende vrijheidsstraf van ten hoogste één week te worden gestraft.

(2) Ten behoeve van de beëindiging of ter vermijding van een dreigende voortzetting van ongepaste storende geluidsoverlast kunnen voor de openbare veiligheid verantwoordelijke instanties de goederen waarmee het lawaai wordt veroorzaakt, in beslag nemen of, voor zover dit vanwege de aard en / of de toestand van het goed dan wel om andere redenen niet mogelijk is, op geschikte wijze buiten bedrijf stellen.

(3) In beslag genomen goederen dienen op verzoek te worden overhandigd:
1. aan de op heterdaad betrapte persoon, zodra de verstoring niet meer kan worden herhaald, of
1. to whom, who was caught red-handed, as soon as the causing of excessive noise cannot be repeated, or
2. aan een ander die zijn eigendom dan wel rechtmatige bezit van de in beslag genomen goederen aantoont, voor zover de garantie is gegeven dat met deze zaken de verstoring niet herhaald wordt.

(4) Zolang de goederen nog niet aan de veiligheidsdienst zijn overgedragen, kan de op heterdaad betrapte persoon aan de voor de openbare veiligheid verantwoordelijke, het goed in bewaring hebbende organen een verzoek in de zin van lid 3 richten.

(5) Indien een verzoek in de zin van lid 3 niet binnen zes maanden wordt ingediend of indien de aantoonbaar hiertoe gesommeerde gerechtigde persoon de goederen niet binnen deze termijn (lid. 3 1e of 2e regel) bij de overheidsdienst afhaalt, worden deze als verbeurd beschouwd. In dit geval dienen de in beslag genomen goederen verwerkt of, indien dit niet mogelijk of niet toegestaan is, vernietigd te worden. De eventuele opbrengst dient aan de eigenaar, indien hij binnen drie jaren na de verbeuring hierom verzoekt, te worden uitbetaald.

(6) Deze bepalingen laten verdergaande of anders luidende de veroorzaking van geluidsoverlast betreffende wettelijke voorschriften van de deelstaat onverlet.

Bron: „Art. 1 § 1 WLSG Anstandsverletzung und Lärmerregung", 13.12.2017

Artikel 3 WLSG Voorkomen van hinder en beveiligen van openbaar bezit WLSG – Veiligheidswet van de deelstaat Wenen – WLSG Stand: 1 augustus 2017

(1) Organen van de voor de openbare veiligheid verantwoordelijke instantie kunnen personen bevelen, een onderstaand genoemd gedrag te staken dan wel, indien dit niet doelmatig is, het openbare terrein onverwijld te verlaten:
indien deze personen
1. voor anderen op een openbaar terrein op onaanvaardbare wijze hinder veroorzaken, in het bijzonder indien zij op personen die op weg zijn naar een sociale of medische instelling of installatie, psychische druk uitoefenen bijvoorbeeld door dezen aan te spreken, of voorwerpen aan hen overdragen dan wel een poging tot overdracht ondernemen, of
2. anderen aan de toegang tot openbare instellingen hinderen, of
3. anderen bij het eigenlijke gebruik van openbare instellingen of installaties onaanvaardbaar storen.

(2) Van onaanvaardbare hinder in de zin van lid 1 1e regel resp. van een onaanvaardbare storing in de zin van lid. 1 3e regel is ook sprake indien het gedrag geschikt is, voor andere personen door hun rechtstreekse waarneming aanstoot te geven en indien dit gedrag niet slechts voor korte tijd in stand wordt gehouden of in een door de veroorzaker klaarblijkelijk niet meer beheersbare roestoestand wordt gebracht.

Bron: „Art. 1 § 3 WLSG Abwehr von Belästigungen und Sicherung des Gemeingebrauchs