banner_natury.nl

Aan de oevers van de Seine gaat het er al niet anders aan toe. Weliswaar worden in de 16e eeuw naakte mannen nog geduld, maar de vrome lieden voelen zich bij het zien van onbedekte vrouwen in de stad steeds meer bezwaard. Pierre de Lancre beschrijft hoe koning Karel IX zich op een dag in de Tuilerieën begaf en „een vrouw zag [van een volmaakte schoonheid], die volledig naakt van het Louvre naar Faubourg Saint-Germain zwom. Terwijl de koning met zijn hele hofhouding gebiologeerd toekeek, dook zij plotseling onder en onttrok zich aan hun blikken. Op de andere oever steeg zij haastig uit het water, waar ze haar haar uitwrong. Toen verdween zij en nam behalve haar trots de blik en de harten mee van allen die haar hadden gezien.“ De koning, aldus De Lancre, was zó geschokt dat men „geen woord van lof uit zijn mond vernomen“ heeft.

Maar het meest geschokt was wel de Paul Fischer (Denemarken): Bedende Kvinder (Badende vrouwen) schrijver zelf, die „een dergelijke zedeloze daad, zo ongepast voor het fatsoen van de vrouw“ niet sterk genoeg kon veroordelen. Het scandaleuze in dit voorval berust niet op een te veroordelen daad, die tot promiscuïteit zou kunnen voeren, maar op de aanblik van het naakte lichaam als zodanig, dat de blikken van de onvrijwillige getuigen „boeit“ [in de letterlijke betekenis van het woord]. „Zij gaat te water en ontsteekt het vuur bij de toeschouwers. Zij baadt en verfrist zich, wie haar waarneemt staat echter in vuur en vlam,“ zo windt zich Pierre de Lancre op, en dat over meerdere pagina's, die zijn innerlijke onrust verraden.

Het wilde naakt baden langs de oevers van de Seine is aan vrouwen vanaf het begin van de 17e eeuw verboden. De moralistische blik richt zich nu op de mannen, die daar vooralsnog de paradijselijke genoegens van de natuurlijke staat blijven genieten. Over de moraal beslisten in deze periode de salons van de „Précieux“, met wier preutsheid Marquis de Coulanges in een van Henry Scott (1911): Baders in de middaghitte – Helemaal naakte mannen zijn populaire liederen de spot dreef. „Echt naakte mannen“ hadden de dames aan de Seine-oever gezien en waren daardoor bijna flauw gevallen; nu zouden ze het liefste het huis nooit meer verlaten. Coulanges legt hen de wens in de mond, dat de koning het baden zonder kleren streng zou verbieden.

Nu vielen de Précieux al snel flauw. Ook hadden ze behoorlijk vast omlijnde ideeën over het afkeurenswaardige en het sublieme. Maar niet alle dames waren zoals zij. Ook La Bruyère schrijft over dit deel van de Seine-oever, waar de „manspersonen“ op hete dagen verkoeling zochten. „Men kijkt van dichtbij toe, hoe zij in en uit het water gaan… Zolang dit seizoen nog niet aangebroken is, gaat de vrouwengemeenschap uit de stad daar nog niet wandelen; en zodra het voorbij is, komen ze er niet meer.“

Of de reactie nu geïnteresseerd of geschokt is, naakt baden is geen onschuldige bezigheid meer. Geestelijken als Bourdaloue nemen er aanstoot aan, net als de hogere adel: Joly de Fleury gispt in 1724 de mannen die zich „in het blikveld van vele mensen, vooral van het andere geslacht“ tonen, ook al hadden die mensen er geen enkel probleem mee! Hij gaat zelfs zover, de naakte badgasten te belasteren en allerlei verdenkingen te uiten, waarbij hij ook „schandelijkheden“ noemt die deze met andere mannen zouden bedrijven.

De Parijzenaren hebben ondertussen het fatsoen om in toenemende mate buiten de stadsmuren te baden. Zo placht de graaf van Soissons bij het Arsenaal aan de Seine of in de grachten van de vestingwerken uit de tijd van Karel V te baden. In Parijs wist men dat men hem daarbij beter niet kon storen: samen met de edelen uit zijn gevolg verjoeg hij burgers die op dezelfde plek wilden baden, uit het water. Henry Scott 1921 Jongens op een rots tijdens het bad En de lijfartsen van Lodewijk XIII en XIV berichtten, dat hunne majesteiten zich naar Conflans, het eiland Gauloise, naar Saint-Germain of Melun lieten rijden om hun bad te nemen.

De koning en het hof hadden geen andere opvatting over schaamte dan de burgers van Parijs. Waarschijnlijk ging Hendrik IV net zo naakt te water als zijn onderdanen. Wanneer hij in 1609 zijn zoon begeleidt tijdens diens eerste badreis, urineert de „goede koning“ Hendrik in de Seine. De kleine Lodewijk, nog geen 8 jaar oud, wordt geprest zijn vader na te doen, maar weigert dit halsstarrig omdat „hij bang is ervan te drinken.“

Bron: „Histoire de la pudeur“ [1986] van Jean-Claude Bologne, vertaald uit de Duitse uitgave „Nacktheit und Prüderie“, ISBN 3-7400-1138-6.